Een paar dagen geleden, we hadden nog 33 nachtjes te gaan voor de verkiezingen, ontdekte ik dat ik als net-buiten-de-grens-van-Zuidplas-bewoner tóch op een kieslijst in Zuidplas had mogen staan. Nu, 29 nachtjes voor het uur U, of beter: de dag V, wil ik daar even op door gaan.
Want stel dat ik het had gedaan. Welke partij zou ik dan kiezen? Of beter: welke partij zou mij überhaupt accepteren? Waar zou ik door de ballotage komen? En dan bedoel ik ‘verkiesbaar’ hè? Want op plekkie 29 komt zelfs de schoonmaakster van de buurvrouw van de neef van de lijsttrekker. Met alle respect…
Deze vraag is onlosmakelijk verbonden met de vraag op welke partij is stem. ‘Zeg, bijdehand bloggertje, wat stem jij eigenlijk zelluf?‘ Daar naderen we een leuk onderwerp. Politici vinden het altijd interessant om te weten waar journalisten op stemmen.
Het is een vraag die mij zo vaak werd gesteld, in de tijd dat ik de lokale politiek stalk. En principieel objectief als ik ben, geef ik dan geen antwoord. Wat ik wel kan verklappen, is dat ik gematigd ben. Niet teveel naar links, niet teveel naar rechts. Niet te socialistisch, niet te liberaal. En zeker niet confessioneel. Ik kan verklappen dat ik in de tijd dat ik in Zuidplas woonde, op drie verschillende partijen heb gestemd. Zwevend, ja.
Lokaal vooral kiezend voor specifieke personen, van wie ik vind dat ze het goed doen. Ik heb makkelijk praten: ik zat er altijd bovenop. Als je ze niet kent, kies je op grond van andere motieven.
Uit een soort van principedingetje, dat mij ooit door een fantastische geschiedenisleraar in Gouda (de heer De Koeijer, helaas te vroeg overleden) is ingepeperd, stem ik vaak op een vrouw. Ofwel: ik kies een partij die op dat moment bij mij past en vervolgens kruis ik het vakje van meestal de eerste vrouw op de lijst aan.
Dan weet u dat ook weer.
Wat wel aardig is om te melden, is dat politici ook allerlei vooroordelen hebben. Laatst kwam ik Siem van Loon tegen. Meneer Siem. De meneer – ex-wethouder ook – die alle problemen en moeilijke vragen simpelweg wegbulderde met een lach. Moehoehaha! Dat was soms irritant, maar Meneer Siem is zo’n man van wie het dan ook weer aandoenlijk is.
Meneer Siem was CU/SGP’er uit Nieuwerkerk. (Ik weet nooit zeker of iemand nu CU of SGP’er is, tenzij het er heel dik bovenop ligt…). Voormalig wethouder Siem zei me dat hij altijd had gedacht dat ik CU/SGP‘er was! Daar schrok ik – afvallige – wel een beetje van. Ik vind 99 procent van de CU/SGP’ers als mens sympathiek, maar stem nóóit christelijk.
In de afgelopen dertien jaar dat ik mij in de politiek rond de Zuidplaspolder begeef, ben ik voor alles uitgemaakt. Dan was ik weer een PvdA’er die linkse PvdA-propaganda schreef, dan was ik weer een rechtse rakker, die rechtse rakkerrotzooi schreef. Vervolgens kreeg ik weer naar mijn hoofd geslingerd dat ik wel erg pro-lokalo schreef.
Zo ging dat al die jaren. Het was maar net hoe de wind waaide. Dan schreef ik weer pro-dit en dan weer pro-dat. Elke journalist zal het wel herkennen. Gelukkig kunnen we dat soort opmerkingen altijd met een knipoog terzijde leggen. Zolang ik om en om als sympathisant voor alle partijen wordt gezien, zit het wel goed…
Zo had ik vorige week ‘lokalo’ Kees Heuvelman ruim een uur aan de telefoon. Ik zal u de details vooralsnog bewaren, maar tussen alle beschuldigingen naar iedereen door, wist hij zeker dat ik een VVD‘er was. Ik heb nog nooit VVD gestemd. Punt.
Aardige ploeg mensen hoor. De VVD. Altijd goed voor gezelligheid, goed voor een toast, goed voor een geintje. En ze hebben ook beleid. Maar ik vind het VVD-gedachtegoed soms wat naïef. Dat zal ik uitleggen.
VVD’ers gaan ervan uit dat iedereen maar z’n eigen boontjes moet doppen. Zorg voor je eigen levensgeluk, neem de regie in eigen hand. Dat soort zaken. Maar ik weet dat er veel mensen zijn die simpelweg niet in staat zijn om dat te doen. Die zijn niet zo assertief dat ze alle wegen kennen die te bewandelen zijn. VVD’ers geloven dat niet, omdat ze iedereen aan zichzelf spiegelen.
VVD’er zijn ook meestal mensen die zakelijk succesvol zijn. Harde werkers. Maar ze gaan er van uit dat iedereen ‘hun‘ karakter heeft. Dat geloof ik niet.
Maar de VVD vertegenwoordigt een bevolkingsgroep en daarom horen ze thuis in de democratie. Deze dooddoener geldt natuurlijk voor bijna alle partijen.
Nu ik toch op de biechtstoel zit, qua partij-ideologie. Gert Will, van het CDA, sympathieke vent, vroeg mij ook ooit eens, met die kenmerkende Gert Will-stem. ‘Bernie, is het niks voor jou om iets voor het CDA te doen?‘ Ik voelde mij vereerd, maar heb het niet gedaan.
U moet weten: in een ver, ver verleden kerkte ik in de Dorpskerk in Moordrecht. Althans: ik ging mee met mijn ouders. Ja, in de kerk heb ik als schaap of herder aan het kerstspel meegedaan. Ja, daar ben ik als klein wurmpje gedoopt. In een doopjurk…
Ik probeer niet te veel af te dwalen van het onderwerp – de politiek – maar vind dat ik toch even moet uitleggen waarom ik nu niet meer naar de kerk ga. Kort gezegd: in mijn middelbare schooltijd maakte ik andere keuzes. Eigen keuzes, zou de VVD zeggen. Ik was ik pure beta, puur iemand van de wetenschapsvakken. Biologie, natuurkunde, scheikunde. Daar geloofde ik in… Nu weet je waar ik naartoe ga: die hele schepping, mooi verhaal, maar ik geloof het niet… Het is door mensen bedacht. Je moet ook iets bedenken om het onverklaarbare leven te verklaren. Ik had meer sympathie voor Darwin dan met zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Nu weet ik dat ‘geloof’ meer is dan het scheppingsverhaal. Maar de essentie van het geloof, ‘het licht‘, dat zie ik gewoon niet.
In principe vind ik dat je in het openbaar bestuur en de politiek een scheiding moet maken tussen kerk en staat. Ik weet ook dat het nu eenmaal niet zo is geregeld in Nederland en de christelijke en andersgelovende partijen hebben een achterban. Prima. Komt vanuit het verleden, zal niet zo snel veranderen. Pragmatisch mee omgaan.
Mijn achterliggende gedachte is dat een kerkgemeenschap gewoon is te vergelijken met een vereniging van mensen. De één gaat naar de kerk om anderen te ontmoeten, er voor elkaar te zijn en elkaar te helpen. De ander gaat naar een voetbalclub om anderen te ontmoeten, er voor elkaar te zijn en elkaar te helpen. Een derde persoon gaat naar concerten om elkaar te ontmoeten, enzovoort enzovoort. Allemaal groepen mensen die iets delen. Dat is prachtig.
Ik vind het allemaal prachtig. Ik vind het prachtig hoe mensen bij een sportclub naar elkaar omzien en hoe mensen in een kerkgemeenschap naar elkaar omzien.
Als een voetbalclub een nieuw complex wil bouwen, vind ik dat je dat net zo moet behandelen als een kerkgenootschap dat een kerk wil bouwen. Punt.
Gelovigen zullen dit anders zien. Die zeggen: het is iets heiligs. Gelovige onderwerpen worden altijd meteen zo beladen en daardoor krampachtig. Daar kan ik nooit zo goed tegen. Gewoon relativerend en nuchter mee omgaan. Niet ingewikkelder maken dan het is.
Iedereen haalt kracht uit andere dingen. Ik kan kippenvel krijgen van mooie muziek. Van prachtige natuur. Van de lach van mijn dochtertje. Dat doet mij meer dan een gezamenlijk gezongen psalm. Anderen hebben dat wel. Ik zeg: doe lekker wat je zelf fijn vindt.
Zo ben ik in deze column, die net te lang is, afgedwaald van mijn stemgedrag naar mijn wereldbeeld. Dat kan allemaal met slechts 26 letters in ons alfabet. Is het niet prachtig?