Wat een enorm leuke verjaardag heb ik vanavond gehad! Ik vierde het met vijfentwintig vrouwen! Okee, en met zes andere mannen. Wie deze blog vaker leest vermoedt waarschijnlijk al waar ik zat… Inderdaad: op de Pabo. Het blijft een juffencultuur…
Deze 22e januari – sinds jaar en dag mijn verjaardag – was tevens de dag dat mijn studie op de Marnix Academie weer begon. Op mijn verjaardagsavond zat ik dus vier uur lang in de collegebanken. ’t Is weer eens wat anders.
Ik moet direct bekennen: op de opleiding heb ik niet gezegd dat ik jarig was. Niet omdat ik bang was dat de hele klas dan voor me zou gaan zingen en ik niet zou weten of ik daar blij of juist bedroefd om zou moeten worden. Het was vooral dat ik nog niet zo creatief ben in het verzinnen van traktaties. Mijn excuus is dat we nog nooit les hebben gehad in het maken die kunstzinnige objecten die je soms in de klas langs ziet komen als een leerling jarig is en een moeder (of vader!) zich heeft uitgeleefd met spekkies, vlaggetjes, appels, deeg en meer voedings- en versieringsmiddelen.
De mensen die mij belden of berichtten via whatsapp, sms, Facebook en mail kon ik dus niet meteen bedanken voor hun felicitatie. Zou ik dat in de les doen, zou de juf natuurlijk boos worden. Of verdrietig, want juffen werden in mijn tijd nooit boos. De juf, die in mijn geval maar nèt iets ouder is dan ik, zou mijn iPhone afpakken en ik zou hem na de les bij de directeur kunnen ophalen. Dat wilde ik voorkomen, want in de deeltijdavondstudie is de directeur van de school ’s avonds niet aanwezig.
De opleiding is weer begonnen en het belooft een pittig, maar boeiend halfjaar te worden. Ik ga mijn groep op mijn stageschool helemaal pedagogisch ontleden, dat werd me duidelijk gemaakt toen het ging om de leerdoelen die we kregen. Wat dat allemaal precies inhoudt, dat zal ik wellicht de komende tijd in deze blog uiteenzetten.
Hoe dan ook wil ik deze verjaardagsbijdrage op deze blog afsluiten met weer zo’n typisch pabo-dingetje. Alles heeft namelijk andere namen dan in het echte leven, als je studeert voor leraar. Zo ging het vanavond om de vragen die je aan kinderen moet stellen als je hun gedrag in kaart wilt brengen. Dus iemand uit de klas dicteert uit haar eigen brein een vraag die ze had bedacht: “Kunnen de kinderen zich uiten?”
De hele klas knikte instemmend. Mooi gevonden, chapeau, dat zou een vraag kunnen zijn. En ja, ook de docente rekende het goed. Maar uiteraard moest het nog wel even in pabo-taal worden vertaald: “Zich kunnen uiten. Dat noemen we de ‘mate van extraversie’…” En de hele klas dacht: “Zucht, we zijn weer begonnen.”
Een boek met pabo-taal, zou dat al bestaan, denk ik op zo’n moment.