Ruim 22 jaar geleden raakte ik besmet. Alsof het de dag van gisteren is, herinner ik mij het moment. Na een boottochtje naar Engeland in 1990, kreeg een virus vat op mij. De schuldige? Een goede dorpsvriend. Ik nam het virus mee naar huis en ben er sindsdien nooit meer vanaf gekomen. Gelukkig maar.
Ik zal er niet langer omheen draaien. Ik heb het over het virus met de naam snookeritis. Doktoren tasten nog in het duister naar de oorsprong. De symptomen zijn dat je huid een groenachtige kleur krijgt, met verspreid over je lichaam één gele, één groene, één bruine, één blauwe, één roze en één zwarte vlek. Daarnaast nog precies vijftien rode vlekken. Het enige medicijn is een lange, dunne, houten stok te kopen. Een keu.
Snooker is een prachtige sport. Die vriend waar ik het over had, was eind jaren tachtig met zijn familie van Gouderak naar Engeland verhuisd. Naar Winchester, om precies te zijn. In de zomer van 1990, ik was veertien, gingen we er op bezoek. Het was mijn eerste trip naar Engeland en met drie andere Gouderakkers ging ik met de ferry naar het eiland. Dat was wel wat anders dan de pont van Gouderak naar Moordrecht. Het sprak tot de verbeelding.
Het knusse Engelse huis had een garage. Daar stond geen auto in, maar een kleine snookertafel. In de jaren tachtig was snooker namelijk booming in Engeland. In die garage speelden we onze eerste potjes. Ja, ook ik vond de regels van het spel in eerste instantie ingewikkeld. De rode ballen die in de pockets gingen, bleven van tafel. De andere kleuren moesten steeds weer terug, op de eigen plek. Hun spot. Totdat alle rode ballen weg waren, en dan moesten de overige kleuren in een vaste volgorde worden weggespeeld. Na elke rode volgt één van de andere kleuren, en dat om en om. Elke kleur vertegenwoordigt een bepaald aantal punten. Van één tot zeven punten. Wie een bal pot, krijgt dat aantal punten. Maar je een fout, dan krijgt je tegenstander extra punten. Als alle ballen van tafel zijn heeft de speler met het hoogste aantal punten het potje gewonnen. Dat is de essentie. Als je het even speelt, is niets logischer dan dat.
Later kwam de vriend weer in Gouderak wonen en de snookertafel werd mee-geïmporteerd. Vanaf dat moment werd veel gespeeld. Bijvoorbeeld op vrijdagavond, na onze wekelijkse turntraining. Dan gingen we, via een snackstop bij Hapsikee, naar de zolderkamer om onder het genot van een aantal biertjes steeds beter te gaan spelen. De snookertafel heb ik ook eens een lange tijd mogen lenen. De vriend had er even geen ruimte voor in zijn huis en ik had een leegstaand zolderkamertje waar ‘ie net paste. Da’s lekker hoor, elke dag een kwartiertje kunnen snookeren. Ik kan verklappen: één van mijn grootste dromen op materieel gebied is om ooit eens een huis te hebben met een echte fullsize snookertafel.
Fullsize, ja. Let me explain. In den beginne speelden we vooral op die minitafel van ongeveer één bij twee meter. Dat was natuurlijk leuk, maar niet het echte werk. Een echte, officiële snookertafel is zes bij twaalf foot groot, ofwel 1,80 bij 3,60 meter. Gigantisch, eigenlijk.
Het mooie was dat er in die tijd een mooi snookercentrum was aan de Peperstraat in Gouda. In een oude gymzaal stonden vier fulltime tafels. Er was het typisch Engelse pubsfeertje gecreëerd. Met dartborden en een gezellige bar. Af en toe speelden we er. Af en toe, want daar kostte het geld, en thuis, ja, daar konden we úren gratis snookeren… Helaas is dat snookercentrum inmiddels weg.
Om een lang verhaal kort te maken: sinds die allereerste keer ben ik altijd blijven spelen. Soms elke maand, soms een paar maanden niet. Maar kriebelen doet het altijd. Het is gewoon een prachtige sport om te spelen. De natuur- en wiskunde achter het spel. Natuurkunde in de zin van het gedrag van ballen die elkaar raken. Wiskunde in de zin van de route waarmee de ballen over tafel rollen. Het sturen van de witte speelbal met effect. Het is allemaal even prachtig.
En ja: het professionele snooker op TV is ook verslavend. Veel mensen vinden het saai. Mijn mening is dat elke sport interessant wordt, wanneer je het echt volgt, als je de ins en outs kent en de verhalen achter de spelers beter kent. Als je ‘de tweede laag’ kent.
Hoe meer je over snooker, het spel en de spelers weet, des te boeiender het wordt. Op topniveau zijn de spelers eigenlijk vrijwel gelijk qua technisch spelniveau. Ze kunnen allemaal een aardig potje ballen. Ze kunnen allemaal de moeilijkste ballen van tafel spelen. Maar vanaf dat moment wordt het interessant: dan komt het psychologische aspect om de hoek kijken.
Een bepaalde bal kan heel simpel zijn. Een bepaalde bal kan op de training 99 van de 100 keer gepot worden. Maar lukt het de speler ook op het moment dat het echt moet, op het moment dat die ene bal bepalend is in de wedstrijd? Op het moment dat die bal een zogeheten ‘kantelmoment’ in de strijd kan bepalen? Houdt de speler zijn zenuwen onder controle? Voelt hij de druk? Kan hij met die druk omgaan?
Er zijn wedstrijden geweest waarbij een speler met 8-1 voor stond, in een potje tot 9, en waarbij de speler die voor stond het niet voor elkaar kreeg de wedstrijd af te maken. De tegenstander pakte steeds een potje – frame geheten – terug. Hij kwam steeds dichter bij de ander, waarbij die ander steeds meer druk voelt en de terugkomende speler zich steeds sterker voelt worden. Elke sport kent dat soort momenten, het snooker ook.
Maar laten we vooral ook niet vergeten hoe ongelooflijk moeilijk de sport is. Ik daag iedereen uit om eens te proberen – al was het maar een kwartiertje – op een fulltime snookertafel een paar ballen in de pockets te stoten. Voorwaar geen eenvoudige opgaaf! Misschien is dat ook de reden dat het snooker niet zo populair is: het is best frustrerend als het steeds maar niet lukt een bal te potten. Dan is pool beter: grotere gaten, grotere ballen, kleinere tafel. Dus makkelijker potten.
Nee, snooker blijft toch de mooiste biljartsport. Ik wil er hier niet nog langer over uitwijden, want dan is het eind zoek, maar er is een Engelse kunstenaar die de snookersport, de tafel, de ballen, de kleuren, heeft gebruik als inspiratie voor mooie schilderijen. De mooie kleuren waren ook reden voor mij om op de dag van mijn huwelijk een paar foto’s te laten maken in het snookercentrum in Capelle. De trouwfotograaf, Abe van Ancum, maakte bijgaande plaat.
Kortom: snooker, I love it.