Deze blog schrijf ik met enige terughoudendheid. Hij gaat over Wiskunde B. Met een hoofdletter. De aanleiding is een opiniestuk van docent Ferry Haan in de Volkskrant van vandaag. Dit artikel is onderaan dit blog te lezen. Kort samengevat: deze Haan kraait omdat hij zich zorgen maakt dat scholieren steeds vaker Wiskunde A inruilen voor Wiskunde B omdat er regels zijn die zeggen dat leerlingen van de drie ‘kernvakken’ (lees in het artikel maar welke dat zijn…) slechts één vijf mogen scoren. Om die kans te verkleinen, wordt voor het ‘makkelijkere’ Wiskunde A gekozen.
Waarom ik deze blog met terughoudendheid schrijf? Omdat ik eigenlijk niet zo’n mannetje wil zijn dat vanaf de zijlijn roept en schreeuwt, maar niets doet. Wat bedoel ik daarmee? Nou, ik studeer om leraar te worden, maar denk niet dat ik in de wieg ben gelegd om bijvoorbeeld wiskundeleraar te worden. Terwijl daar wel heel veel vraag naar is. Bovendien is het zo dat Wiskunde B het vak is waarbij ik in mijn eigen VWO-examen het hoogste cijfer voor scoorde. Vandaar terughoudend. Als ik niet terughoudend was, zou ik schreeuwen: ik word wiskundeleraar en ga de wereld veranderen!
Het punt is: in mijn optiek is Wiskunde B iets dat je moet snappen. Dat je moet vatten. Dat je moet begrijpen. Het is moeilijk om aan te leren. Tenminste, dat denk ik nu. Misschien, als ik wat vlieguren in het onderwijs heb gemaakt, dat ik er dan ineens heel anders over denk.
Ik koos Wiskunde B om twee redenen: ten eerste omdat ik het een prachtig vak vond. Knoeien met cijfers vond ik bijna kunst. Echt waar. De tweede reden is minder inspirerend. Ik moest kiezen tussen Wiskunde A of B. Dat was in de jaren negentig verplicht. Op wiskundegebied had ik één groot zwart gat, dat ik maar niet kon vatten: kansberekening. Dat ‘zag’ ik niet. En dat was onderdeel van Wiskunde A. Ik was dus blij dat ik dat kon skippen. Wiskunde B vond ik in die zin makkelijker, dat ik dat tenminste begreep.
Waarom is wiskunde nu eigenlijk zo belangrijk? Het is niet voor niets een kernvak. Ik schreef al eerder over de hernieuwde aandacht voor techniek, die in Nederland in opkomst is. Gelukkig. Hopelijk niet te laat om een nieuwe generatie technici op te leiden die Nederland weer op de technische kaart kunnen zetten. Deze aandacht voor techniek richt zich met name op het uitvoerende technische werk. De vakmannen en de vakvrouwen. De briljante geesten die alles met hun handen kunnen maken dat hun ogen zien. Leerlingen die nu voor techniek kiezen, gaan een zonnige toekomst tegemoet. De wereld zit op ze te wachten.
Er is nog een groep mensen waar de wereld om zit te springen: de meer theoretisch technici. De wizzkids. De techneuten die bij wijze van spreken terecht kunnen in de kernfysica. Die atomen op elkaar laten botsen. Die nieuwe energiebronnen vinden, die echt essentiële dingen kunnen ontdekken. Die figuren die doen wat voor 99,99 procent van de wereldbevolking abacadabra is. Die mannen en vrouwen zijn belangrijk. En die mannen en vrouwen hebben een vak als Wiskunde B nodig als fundament voor hun onderzoekslaboratoria.
Dus het is niet meer dan logisch dat een docent – een docent economie nota bene – hieronder pleit voor een verandering. Zodat weer meer scholieren Wiskunde B kiezen. En hij heeft gelijk!